Programma

Uitvoering

4 mei 2001
  • Grote St Laurenskerk, Alkmaar
  • 11 mei 2001
  • Allemanskerk, Oudkarspel
  • Uitvoerenden

    hollands vocaal ensemble

    Dirigent: Hugo van Veen
    Organiste: Lilita Ozola

    Toelichting

    Het hollands vocaal ensemble neemt u mee naar de Baltische staten Estland en Letland. 2,5 keer zo groot als Nederland, maar met slechts 4,3 miljoen inwoners, nog meer net tien jaar weer zelfstandig na een lange periode van onderdrukking en uitbuiting.

    Naast de verschrikkelijke dingen die het "verplicht deelnemen aan de Sowjetunie" met mensen heeft gedaan, valt als neveneffect een soort 'scherpen van geest en gevoel' waar te nemen, die zich vooral uit in de kunst. Zowel de gevolgen van een halve eeuw sowjet-overheersing, als de vreugde, maar ook de kwetsbaarheid van de recente zelfstandigheid, zijn duidelijk voelbaar aanwezig in de composities. Hierbij valt op, dat religieuze begrippen, zowel rooms-katholiek als protestant, een grote rol spelen. Zo ontstond een nieuwe impuls voor kerkmuziek.

    Sinds de vroege jaren 70 worden muziek en spiritualiteit in toenemende mate met elkaar in verband gebracht. In de hectiek van onze materialistische maatschappij neemt bij velen de behoefte aan nieuwe vormen van spiritualiteit en bezinning toe. De nieuwe muziek uit de Baltische staten, die gerekend wordt tot de stroming Nieuwe Spirituele Muziek, heeft een grote zeggingskracht voor wie zich daar voor openstelt. Zij kenmerkt zich door grote toegankelijkheid en sensualiteit. Componisten als Arvo Pärt, Giya Kantsjeli, Erkki-Sven Tuur, Toby Twining en Peteris Vasks, maar ook de Nederlander Joep Franssens, mogen zich in een snel groeiende publieke belangstelling verheugen. Een en ander was aanleiding om deze muziek in dit project centraal te stellen.

    YouTube Deze ontwikkelingen vergelijkend met ontwikkelingen op eigen bodem, opent het programma met een compositie van Ton de Leeuw, Silence uit Cinq Hymnes. Hierin laat De Leeuw zich inspireren door de 15e eeuwse Indiase dichter en musicus Kabir. Dat was een van die geïnspireerde zieners, die zijn tijdgenoten een andere wereld voorhield dan die van een door godsdienstige en raciale twisten verscheurde samenleving. In de gecompliceerde zesstemmigheid zijn ook Franse invloeden te bespeuren.

    Het programma wordt gecompleteerd met het motet Jesu, meine Freude van J.S. Bach, de onbetwist grootste inspirator van de westerse muziek.

    Lilita Ozola
    Lilita Ozola, geb. 1955 te Riga, voelde zich als kind al aangetrokken tot het kerkorgel en de kerkmuziek. Dat betekende in die dagen van de Sowjetunie, op zoek gaan naar een veelal oude leermeester die de min of meer verboden kunst nog verstond. Haar vakstudie richtte zich aanvankelijk op de piano. Ze studeerde piano aan het Rimsky-Korsakov Conservatorium in Leningrad en aan de J. Vitola Muziek Academie in Letland, bij Lize Graubina. Daar behaalde ze in 1982 haar diploma met onderscheiding. Daarna volgde een orgelstudie bij professor Talivaldis Deksnis en professor Leonids Vigners, die eveneens resulteerde in een diploma met onderscheiding. Sindsdien ontwikkelde Lilita Ozola zich als concertpianiste/organiste. Ze speelde in Frankrijk, Estland, Italië, Rusland, Litouwen, Scandinavië en Duitsland, als soliste en als begeleidster van alle toonaangevende koren in Letland. Zij geeft regelmatig concerten op het beroemde orgel van de Dom in Riga.

    Recensie NHD

    Baltische componisten zoeken plekje in huidige muziek

    Hollands Vocaal Ensemble, o.l.v. Hugo van Veen. Lilita Ozola (Riga), orgel. Werken van Ton de Leeuw, Arvo Part, Maija Einfelde, J.S. Bach, en Peteris Vasks. Gehoord op vrijdag 4 mei in de Grote Sint Laurenskerk, Alkmaar. Nog te horen op vrijdag 11 mei om 20.15 uur in de Allemanskerk, Oudkarspel.

    Dat het Hollands Vocaal Ensemble, met name bekend als vertolkster van oude muziek, ook het moderne repertoire niet schuwt, bleek vrijdagavond tijdens het herdenkingsconcert in de Grote Sint Laurenskerk te Alkmaar.
    Hedendaagse koor- en orgelmuziek uit twee Baltische staten, Estland en Letland, vormden de hoofdmoot van het programma, met als vergelijkingsmateriaal een compositie van de Nederlandse componist Ton de Leeuw. En uiteraard ontbrak ook Bach niet op het programma. Het koor opende met het razend moeilijke 'Silence' uit 'Cinq Hymnes' van Ton de Leeuw. Ze deden het schijnbaar moeiteloos, met een prachtig vierstemmig begin van de vrouwen, waarin vooral de sopranen opvielen door een afgewogen zilverachtige klank. Het zesstemmige gedeelte van het gehele koor viel op door een afgewogen eenheid. Ritmische obstakels en moderne tonaliteit vormden geen enkel probleem.

    Het werd een uitvoering waarin Van Veen zijn koor tot grote hoogte wist te inspireren.
    In 'The Beatitudes' (Zaligsprekingen) van de Estlandse componist Arvo Part, toonde de uit Riga afkomstige organiste Lilita Ozola zich een waardige begeleidster. Met wisselende orgelpunten, omzongen door het koor, bereikte deze compositie een hoogtepunt in een fraai geregistreerd Amen. Jammer dat de tenoren wat te nadrukkelijk van zich lieten horen. Hierdoor kwam de eenheid in koorklank af en toe in gevaar.
    De orgelsolo 'Crucifixus' van de Letse componiste Maija Einfelde kenmerkt zich door de gewaagde harmonieën waarmee de kruisiging van Jezus wordt verbeeld. Een moderne compositie, eigenlijk minder geschikt voor een uitgesproken barokinstrument als het Alkmaarse Hagerbeer/Schnitgerorgel. Lilita Ozola wist er door een uitgekiende registratie een alleszins aanvaardbare uitvoering van te geven.
    Ook in het 'Magnificat' van Arvo Part, a capella gezongen, waren weer de tenoren te nadrukkelijk aanwezig, wat afbreuk deed aan deze mooi gebrachte compositie. Het koor beschikte over zes tenoren en maar vier bassen, waardoor het evenwicht in de mannenstemmen al snel uit balans is. Overigens was dit stuk mooi vergelijkingsmateriaal met de compositie van de Leeuw.
    Duidelijk is dat de Oost-Europese componisten elf jaar na de val van het communisme nog niet het niveau van de meeste westerse collega's hebben bereikt. De stroming 'nieuwe spirituele muziek' waartoe de werken van deze Baltische componisten behoren, is nog zoekend naar haar plaats in de hedendaagse muziek.

    De tweede orgelsolo 'Ave Maria', weer Maija Einfelde, was zo'n compositie die, hoewel door Ozola teer geregistreerd gebracht, niet geheel kon overtuigen.
    Voor de bekende a capella cantate 'Jesu, meine Freude' van J.S. Bach koos Van Veen voor een tamelijk romantische aanpak, met grote verschillen in dynamiek. Het fugato 'Ihr aber seid' was in deze cantate het hoogtepunt met een fraaie doorzichtige uitvoering. Ook in het slotkoraal 'Weicht, ihr Trauergeister' domineerden de tenoren weer en deed het gemis aan voldoende bassen zich voelen.
    Een waardige afsluiting van dit concert vormde het 'Dona Nobis Pacem' (geef ons vrede) van de Letse componist Peteris Vasks. Door een afgewogen dynamiek, soms biddend, dan weer klagend of dwingend, alert begeleid door Ozola, wist Van Veen deze compositie een dramatische geladenheid te geven.

    JAAP WIJNANDS