Door toevallige omstandigheden ontstond in het voorjaar van 1995 de unieke mogelijkheid om het Hollands Vocaal Ensemble en het Alkmaars Cantate Koor tijdelijk samen te voegen tot een tweeling.

Dit bijzondere concert is het resultaat van die samenwerking.

Uitvoering

25 november 1995
  • Kapelkerk, Alkmaar
  • 7 juni 1996
  • Oosterkerk, Hoorn in het kader van het Festival Oude Muziek Nu 1996
  • Programma

    Heinrich Schütz
  • Magnificat SWV 468
  • twee vierstemmige kapelkoren, favorietkoor, twee zinken, drie trombones en basso continuo
  • Lobe den Herren, Meine Seele Psalm 103, 2-4, SWV 39
  • twee vierstemmige kapelkoren, favorietkoor en basso continuo
  • Erbarm dich mein, o Herre Gott SWV 447
  • alt, 5 trombones en continuo
  • Singet dem Herrn ein neues Lied Psalm 98, SWV 38
  • achtstemmig dubbelkoor a cappella
  • Ich hebe meine Augen auf Psalm 121, SWV 31
  • twee vierstemmige kapelkoren, favorietkoor en basso continuo
  • Michael Praetorius
  • Passa meze pour les cornetz
  •  
    Girolamo Frescobaldi
  • Canzona
  • achtstemmig instrumentaal dubbelkoor
  • Felix Mendelssohn Bartholdy
  • Te Deum
  •  

    Uitvoerenden

    Solisten Instrumentalisten
      hve ACK
    Sopranen Marjolein ten Cate
    Harriette Gunnink
    Joke Tanja
    Liesbeth Brinkman
    Judy de Wolf
    Alten Lida Bekker
    Yntske Zijlstra
    Marga Poel
    tenoren Henk van Niekerk
    Johan Wolters
    Frans Stark
    Bassen Ellis Staas Aad van der Kolk
    Johan Wolters
     
    Dulciaan Hugo van Veen
    Zink Fritz Heller
    Siem van der Veen
    Alttrombone Geert-Jan van der Heide
    Trombone Jeroen Drenth
    Cees Borst
    Ita Hijmans
    Gert Leurink
    Violoncello Simon Overtoom
    Contrabas Hendrik-Jan Wolfert
    Luit Frits Sandkuijl
    Orgel Frank van Wijk

    Toelichting

    Meerkorigheid is een genre, dat kort na 1600 op zijn hoogtepunt was. De Gouden Eeuw stond voor de deur; de aarde werd onderzocht op al haar schoonheid en daar hoorde zeker de klankwereld der (aanvankelijk Italiaanse) kathedralen hij. Het Concilie van Trente, dat tot doel had de beproefde middeleeuwse, streng kerkelijke samenleving te handhaven, was mislukt. De deur naar eigen inbreng ging open. In de muziek werden onmiddellijk de emoties van woord en toon gekoppeld; een spel, dat in korte tijd essentieel werd voor alle muziek en algemeen stand hield tot het midden van de 18e eeuw. Het gold niet alleen voor de vocale muziek. Instrumenten hadden de taak om dit proces hij te staan of zelfs te verhevigen. De internationaal zeer goed georganiseerde gilden van muziekinstrumentenmakers slaagden er in om het perfecte instrumentarium hiervoor te ontwikkelen. Daarom wordt er vanavond op historische instrumenten gespeeld. De uitbundigheid waarmee hovengeschetste ontwikkelingen gepaard gingen, zal u vanavond niet ontgaan.

    Heinrich Schütz was misschien de grootste componist van meerkorigheid. Daarom staat hij centraal in het programma voor de pauze. Voor de uitvoering van zijn magistrale grote Magnificat (lofzang van Maria) zijn maar liefst vijf koren nodig: twee instrumentaal, een vocaal favorietkoor en twee kapelkoren. Alle andere vocale werken voor de pauze zijn psalmzettingen. Psalmen zijn oudtestamentische gezangen waarin de leefregels van het Joodse volk worden bezongen.

    Mendelssohn's Te Deum kan gezien worden als een van de laatste vruchten van een ononderbroken traditie van meerkorigheid. Na uitgebreide studie van de werken van Bach en Handel componeert hij dit werk op 17-jarige(!) leeftijd, waarschijnlijk ter gelegenheid van de ingebruikname van de Berliner Singakademie in 1826. Wat hierboven algemeen gezegd is over de uitbundigheid van het genre tijdens haar hoogtepunt: de aanloop naar de "Gouden Eeuw", geldt hij Mendelssohn voor de persoon zelf: het stuk straalt de kracht uit van de aanloop naar een geniaal componist. Geweldige dubbelfuga's, ingewikkelde harmonische structuren, ongekende polyfonie, waarbij alle acht solisten en de twee koren door elkaar zingen. En dat alles bij een toonomvang van lage es voor de bassen tot (regelmatig) hoge b voor de sopranen: het kan niet op.

    De Te Deum tekst ontstond waarschijnlijk in de eerste eeuwen van onze jaartelling. De hymne wordt toegeschreven aan bisschop Nicetas van Remesiana, die in de vijfde eeuw in Dacië leefde, maar waarschijnlijk hebben er meer dichters aan gewerkt en stammen de oudste delen uit de derde eeuw.

    De instrumenten.
    Het Te Deum wordt alleen begeleid door zgn. continuo: een klavierinstrument versterkt met een of meer basinstrumenten. Een orgel is het meest aangewezen klavierinstrument, hoewel een uitvoering onder Mendelssohn bekend is waarbij hij zelf piano speelde.

    Voor de pauze hoort u twee zinken. Deze golden in de 17e eeuw als de mooiste instrumenten. Bespelers werden vaak op een verhoging geplaatst om de klank nog beter uit te laten komen. Ondanks het zeer moeilijk bespeelbaar zijn, hoorde het zink spelen in Italië hij de opvoeding in de hogere klassen. Goede zinkspelers in onze tijd zijn schaars. In Nederland zijn er meer vingers aan een hand, dan zinkspelers, die de partij van vanavond kunnen blazen. Verder hoort u trombones, luit, cello, contrabas en orgel. Dit laatste instrument is gebouwd door de dirigent op basis van een historisch instrument. De trombones van Geert-Jan van der Heide en Cees Borst zijn gebouwd door Geert-Jan van der Heide te Putten.

    Hugo van Veen

    Recensie NHD

    Koorbundeling zorgt voor prima resultaat

    Concert door het Alkmaars Cantatekoor en het Hollands Vocaal Ensemble. Dirigent: Hugo van Veen. Begeleiding: 11 instrumentalisten. Programma: werken van Heinrich Schiitz, Praetorius, Frescobaldi en Mendelssohn-Bartholdy. Gehoord: zaterdag 25 november in de Kapelkerk. Volle zaal.

    ALKMAAR - Dat is wat hij het liefst doet: zijn ambachtelijke visie op oude muziek in praktijk brengen. Alkmaarder Hugo van Veen bracht dit weekeinde niet alleen twee koren samen in een concert (op zich een Alkmaars unicum), ook behaalde hij een zeer acceptabel muzikaal resultaat in zijn uitvoering van meerkorige werken van Heinrich Schutz en Felix Mendelssohn-Bartholdy. De gezellige Kapelkerk aan de Laat zat stampvol. Oude muziek bracht veel mensen op de been. Die nieuwsgierigheid naar koormuziek met begeleiding van historische instrumenten werd ruimschoots beloond.
    De samenbundeling van het Alkmaars Cantatekoor met het Hollands Vocaal Ensemble leverde een fraai collectief op, waar de klank in de breedte voller werd en de nuance fier overeind bleef.

    De koren zijn kwalitatief zo aan elkaar gewaagd, dat de pure meerkorigheid in de eerste werken van Schutz nog samensmolt tot een koorgeluid. En juist in de meerstemmigheid is Heinrich Schutz complexer dan vele van zijn tijdgenoten. Het 'Magnificat' van Schutz leverde een afwisselende dialoog op tussen soli, koorgedeelten en instrumenten.
    Voor ieder werk had Hugo van Veen een ander solistenkwartet, het zogenaamde 'favorietkoor', uit de beide koren naar voren geschoven. Opvallend daarbij was de ongegeneerde wijze van zingen van de solisten. Het bleef een amateurdaad van de echte liefhebber, maar wel een met overtuiging. Het vertrouwen dat Hugo van Veen de solisten schonk, was kennelijk genoeg voor de individuele prestatie. Zonder de andere zangers te kort te willen doen onderscheidden de zangeressen Yntske Zijlstra, Marga Poel en Harriette Gunnink zich. Henk van Niekerk is een 'echte' tenor, maar daar moet nog wel het een en ander aan gebeuren. Bas Ellis Staas moest af en toe worden bijgestuurd door dirigent Van Veen.
    Een absoluut compliment geldt het begeleidende ensemble, dat bestond uit barokspecialisten op trombone, zink, orgel, cello en bas. In de begeleidingen van de twee koren legde het ensemble het juiste fundament en afzonderlijk lieten de musici een aangename klankhelderheid horen, onder andere in 'Passa meze pour les cornetz' voor instrumentaal ensemble van Praetorius. In een werk voor achtstemmig dubbelkoor zonder begeleiding bleven beide koren strak op toon en was de koorklank doorzichtig en individueel volgbaar. Hugo van Veen is nog steeds niet het schoolvoorbeeld van een stilistische dirigent, maar de zangers begrijpen hem en zijn interpretatie. Het jeugdwerk 'Te Deum' van Felix Mendelssohn-Bartholdy werd alleen begeleid door continuo, aangevuld met contrabas. Als dragende functie was dit weliswaar zwakker, maar mede dank zij de attente muzikaliteit van cellist Simon Overtoom, had de begeleiding een toevoegende muzikale waarde. De koren hadden meer moeite met de harmonie. De functie van de akkoordtonen is bij Mendelssohn vele malen belangrijker. Dit leverde een enkel intonatieprobleem op. Al met al een knappe prestatie.

    JOS RUITERS